Natuur
Het gebied Bos op Houwingaham is in beheer bij Staatsbosbeheer en aangelegd In 1998. Het omvat naast loofbomen en grasland ook natte gebieden die gedeeltelijk onder water staan en een plas die in verbinding staat met de Westerwoldse Aa. De terreinen bestaan uit voormalige landbouwgronden waardoor de bodem rijk is aan voedingsstoffen (nitraten en fosfaten). Deze situatie zal langere tijd zo blijven omdat de hier aanwezige kleigronden de voedingsstoffen goed vasthouden. De aangeplante bomen groeien hierdoor snel. Fitis en spotvogels zijn vogels die in het jonge bos voorkomen.
Voor de graslanden wordt gestreefd naar bloemrijke soorten zoals wilde peen, knoopkruid en honingklaver. De graspieper voelt zich hier thuis. Het paapje en de grasmus komen ook in overgangen van graslandjes naar bos en dijk.
In de plasdraszone ontwikkelt zich een voedselrijke moerasvegetatie met beverzegge, lisdodde, waterranonkel en riet. U kunt hier ook dodaars, kuifeenden en soms de grote zilverreiger aantreffen.
Verdronken dorp
De naam dankt het bos aan het dorpje Houwingaham dat zo’n vijf eeuwen geleden in de Dollard verdween. De nederzetting werd niet weggevaagd maar bleef liggen onder anderhalve meter klei. In 1933 vond boer Botjes al grote steenklompen, in 1998 volgde een opgraving door de Provincie Groningen en de Ostfriesische Landschaft en werd de nederzetting getraceerd.
Die loopt vermoedelijk door tot op Duitse bodem. De plaats van kerk en kerkhof, van twee stenen gebouwen en het afval van een paar eeuwen bewoning waren de belangrijkste vondsten. De inwoners van Houwingaham hadden zelf al veel opgeruimd toen het water kwam. Alleen de fundaties van stenen gebouwen bleven zitten. Toen de Dollard zich terugtrok, is het dorp niet meer opgebouwd. De streek Den Ham is de feitelijke opvolger. Na onderzoek zijn de resten van Houwingaham in de grond achtergebleven. De randvenen van Oost-Groningen zijn in de late middeleeuwen op grote schaal ontgonnen. Het geldende recht van opstrek resulteerde in lange, evenwijdige kavels en de boerderijen stonden in een lint. Hier duiden de vondsten op bewoning in de 13e en 14e eeuw. Op het veen verbouwde men rogge en hield men vee.
Twee steenhuizen weerspiegelen het succes van de ontginning. Het zand lag nogal diep en dat vergde extra investeringen om te funderen. Pijlers tot op het zand, opgebouwd uit baksteen, moesten de muren dragen.
Toen als gevolg van de ontginning de landerijen begonnen te dalen, ontstonden problemen met de afwatering. De bewoners zagen geen kans hogere gronden op te schuiven, zoals elders wel gebeurde. Uiteindelijk kreeg de Dollard gemakkelijk vat op het gebied via de nabijgelegen Westerwoldse Aa.
Colofon:
Dit project is tot stand gekomen binnen de Herinrichting Oost-Groningen, met als doelen het vergroten van de bergingscapaciteit van de Westerwoldse Aa en het creëren van nieuwe natuur en recreatiemogelijkheden. Samenwerking tussen Staatsbosbeheer, Waterschap Hunze en Aa’s, Landelijk Gebied (deelgebiedscommissies Oldambt) en de Provincie Groningen heeft tot het huidige resultaat geleid.
Zie ook het informatiepaneel Booneschans.